Ziekten en plagen bij amaryllis

Hoewel de amaryllis over het algemeen een sterke en robuuste plant is, is zij niet volledig immuun voor ziekten en plagen. Een alerte tuinier die zijn planten regelmatig inspecteert, kan problemen in een vroeg stadium herkennen en effectief ingrijpen voordat er serieuze schade ontstaat. De meeste problemen worden veroorzaakt door ongunstige groeiomstandigheden, zoals een te hoge luchtvochtigheid, slechte ventilatie of een verzwakte plant door onjuiste verzorging. Het kennen van de meest voorkomende kwalen en de bijbehorende bestrijdingsmethoden is essentieel om je waardevolle amaryllisbollen gezond en productief te houden, zodat ze jaar na jaar hun spectaculaire bloemen kunnen tonen.
Een van de meest gevreesde ziekten bij amaryllis is de rode vlekkenziekte, ook wel bekend als ‘red blotch’ of ‘leaf scorch’, veroorzaakt door de schimmel Stagonospora curtisii. Deze aandoening manifesteert zich als rode of roodbruine vlekken, strepen en blaren op de bladeren, bloemstengels en zelfs op de buitenste rokken van de bol. Hoewel deze rode verkleuring soms ook een stressreactie van de plant kan zijn, duiden duidelijke, ingezonken vlekken vaak op deze schimmelinfectie. De schimmel gedijt in vochtige en koele omstandigheden en kan de plant ernstig verzwakken, wat leidt tot misvormde groei en een verminderde bloei.
De bestrijding van rode vlekkenziekte begint met preventie. Zorg voor een goede luchtcirculatie rondom de plant en vermijd het besproeien van de bladeren en stengels. Geef water direct op de potgrond en voorkom dat de nek van de bol nat wordt. Bij de aankoop van nieuwe bollen is het belangrijk om ze zorgvuldig te inspecteren op rode vlekken. Als je een infectie vaststelt, verwijder dan de aangetaste bladeren en delen van de plant. Bij een ernstige aantasting van de bol kan het nodig zijn de aangetaste rokken voorzichtig af te pellen en de bol te behandelen met een systemisch fungicide.
Een ander veelvoorkomend probleem is bol- en wortelrot, meestal veroorzaakt door overbewatering en een slecht doorlatende potgrond. Dit wordt veroorzaakt door diverse bodemschimmels, zoals Pythium en Phytophthora, die gedijen in zuurstofarme, drassige omstandigheden. De symptomen zijn een zachte, bruine en papperige basis van de bol, gele en verwelkende bladeren, en een algemene groeistagnatie. De wortels worden bruin en modderig en sterven af, waardoor de plant geen water en voedingsstoffen meer kan opnemen.
Preventie is ook hier de sleutel. Gebruik altijd een pot met voldoende drainagegaten en een luchtig, goed doorlatend potmengsel. Wees uiterst voorzichtig met water geven, vooral in de periode net na het planten en tijdens de rustfase. Als je rot vermoedt, haal de bol dan onmiddellijk uit de pot. Snijd alle rotte, zachte delen van de bol en de wortels weg met een schoon, scherp mes. Behandel de snijwonden met een fungicidepoeder, zoals zwavelpoeder, en laat de bol enkele dagen op een droge plaats drogen voordat je hem opnieuw oppot in verse, steriele potgrond.
Meer artikelen over dit onderwerp
Veelvoorkomende plagen
Spintmijten zijn een hardnekkige plaag die amaryllisplanten kan teisteren, vooral in droge en warme omstandigheden binnenshuis. Deze minuscule, spinachtige beestjes zijn met het blote oog nauwelijks zichtbaar, maar hun aanwezigheid wordt verraden door fijne webben tussen de bladeren en een gespikkeld, geelachtig uiterlijk van het blad. Ze voeden zich door plantensappen op te zuigen, wat leidt tot verzwakte en misvormde bladeren. Bij een ernstige plaag kunnen de bladeren volledig verdorren en afsterven.
Om spint te bestrijden, is het belangrijk om de luchtvochtigheid rond de plant te verhogen, aangezien spintmijten een hekel hebben aan vocht. Regelmatig de bladeren (vooral de onderkant) afspoelen met een krachtige waterstraal kan een groot deel van de populatie verwijderen. Bij een hardnekkige infectie kunnen insecticidale zepen of neemolie-oplossingen effectief zijn. Herhaal de behandeling meerdere keren met een interval van een week om ook de nieuw uitgekomen mijten aan te pakken. Zorg voor een goede ventilatie om schimmelproblemen door de verhoogde luchtvochtigheid te voorkomen.
Wolluizen zijn een andere sapzuigende plaag die je op amaryllis kunt aantreffen. Ze zijn te herkennen aan de kleine, witte, wasachtige en wollige afscheidingen, waaronder de luizen zich verschuilen. Ze nestelen zich vaak in de bladoksels, aan de basis van de plant en op de onderkant van de bladeren. Wolluizen scheiden ook honingdauw af, een kleverige substantie waarop zich roetdauwschimmel kan ontwikkelen, wat de bladeren een zwarte, roetachtige laag geeft en de fotosynthese belemmert.
De bestrijding van wolluis kan het beste handmatig beginnen. Gebruik een wattenstaafje gedrenkt in alcohol of spiritus om de wolluizen en hun wollige nesten aan te stippen en te verwijderen. Dit is effectief bij een lichte aantasting. Voor grotere plagen kan een behandeling met een insectendodend middel op basis van pyrethrum of neemolie nodig zijn. Het is belangrijk om de behandeling te herhalen, omdat de eitjes vaak goed beschermd zijn en de eerste bespuiting kunnen overleven.
Meer artikelen over dit onderwerp
De narcisvlieg
Een van de meest destructieve plagen voor amaryllis en andere bolgewassen is de larve van de narcisvlieg (Merodon equestris). De volwassen vlieg, die lijkt op een kleine hommel, legt haar eitjes in het voorjaar aan de basis van de plant, nabij de bol. Uit deze eitjes komen larven die zich in de bol boren. Binnenin de bol vreet de larve het binnenste weefsel weg, waardoor de bol verandert in een holle, papperige en rottende massa. Een aangetaste bol zal niet meer groeien en uiteindelijk volledig afsterven.
De aanwezigheid van de narcisvlieg is vaak moeilijk te detecteren totdat het te laat is. Symptomen zijn onder meer het uitblijven van groei in het voorjaar, of een zwakke, gele groei die snel afsterft. Als je in de bol knijpt, kan deze zacht en hol aanvoelen. Soms zie je een klein gaatje aan de basis van de bol waar de larve zich heeft ingeboord. De enige manier om een infectie te bevestigen, is door de bol open te snijden, waarbij je een grote, dikke, pootloze larve zult aantreffen.
Preventie is de enige effectieve strategie tegen de narcisvlieg. Als je de planten in de zomer buiten zet, dek de potten dan af met insectengaas tijdens de legperiode van de vlieg (meestal mei-juni). Dit voorkomt dat de vlieg haar eitjes kan leggen. Controleer nieuw aangekochte bollen altijd zorgvuldig door erin te knijpen. Een gezonde bol voelt stevig en zwaar aan. Als een bol verdacht licht of zacht is, kun je deze beter niet kopen.
Mocht je toch een aangetaste bol ontdekken, dan is deze helaas niet meer te redden. Vernietig de bol onmiddellijk om te voorkomen dat de larve verpopt en een nieuwe generatie vliegen voortbrengt. Gooi de bol niet op de composthoop, maar voer hem af met het huisvuil. Er zijn geen effectieve chemische bestrijdingsmiddelen beschikbaar voor de hobbytuinier om de larve in de bol te doden.
Trips en andere insecten
Trips, ook wel onweersbeestjes genoemd, zijn kleine, slanke insecten die schade kunnen veroorzaken aan de bloemen en bladeren van de amaryllis. Ze hebben raspende en zuigende monddelen waarmee ze het oppervlak van plantenweefsel beschadigen en de sappen opzuigen. Dit resulteert in zilverachtige of bronskleurige vlekken en strepen op de bladeren en misvormde, verkleurde bloemen. Trips kunnen ook virussen overbrengen, wat de schade nog kan verergeren.
De bestrijding van trips kan lastig zijn omdat ze zich vaak verstoppen in de bloemknoppen en andere moeilijk bereikbare delen van de plant. Blauwe of gele kleefvallen kunnen helpen om de volwassen trips te vangen en de populatie te monitoren. Regelmatig sproeien met water, vooral aan de onderkant van de bladeren, kan de plaag verstoren. Bij een zware aantasting zijn specifieke insecticiden nodig, zoals die op basis van pyrethrum of spinosad. Het is belangrijk om de behandeling te herhalen om de levenscyclus van de trips te doorbreken.
Bladluizen kunnen soms ook op amaryllis voorkomen, vooral op jonge, zachte groei. Ze zijn meestal te vinden in kolonies op de nieuwe bladeren en bloemknoppen. Net als wolluizen zuigen ze plantensappen en scheiden ze honingdauw af. Een kleine infestatie kan worden aangepakt door de luizen af te spoelen met een waterstraal of ze te bespuiten met een mengsel van water en zachte zeep. Biologische bestrijders, zoals lieveheersbeestjes, zijn ook zeer effectief.
Rouwvarenmuggen zijn kleine, zwarte vliegjes die vaak rond de potgrond van kamerplanten zwermen. De volwassen vliegjes zijn vooral hinderlijk, maar het zijn hun larven die de schade aanrichten. De larven leven in de bovenste centimeters van de potgrond en voeden zich met organisch materiaal, waaronder de fijne wortels van de plant. Een zware aantasting kan de groei van jonge planten belemmeren. Laat de bovenlaag van de potgrond goed uitdrogen tussen de gietbeurten om de leefomgeving voor de larven ongunstig te maken. Nematoden (aaltjes) die als biologische bestrijding kunnen worden gekocht, zijn ook zeer effectief in het bestrijden van de larven in de grond.
Virusziekten en abiotische problemen
Amaryllisplanten kunnen ook worden getroffen door verschillende virusziekten, zoals het Hippeastrum-mozaïekvirus. Virussen veroorzaken symptomen als mozaïekpatronen van lichte en donkere vlekken op de bladeren, strepen, misvormde groei en een algemene achteruitgang van de plant. Helaas zijn er geen geneesmiddelen voor plantenvirussen. Een geïnfecteerde plant zal altijd drager blijven van het virus en kan andere planten besmetten, vaak via sapzuigende insecten zoals bladluizen en trips.
De enige manier om met een virusinfectie om te gaan, is door de geïnfecteerde plant te verwijderen en te vernietigen om verdere verspreiding te voorkomen. Gooi de plant niet op de composthoop. Het is ook cruciaal om je gereedschap, zoals snoeischaren en messen, te desinfecteren met alcohol of een bleekmiddeloplossing nadat je aan een geïnfecteerde plant hebt gewerkt. Koop altijd bollen van gerenommeerde leveranciers om het risico op het introduceren van virusziekten in je collectie te minimaliseren.
Naast ziekten en plagen kunnen er ook problemen ontstaan door abiotische factoren, oftewel niet-levende oorzaken. Zonnebrand is een voorbeeld hiervan, wat zich uit in verdorde, papierachtige vlekken op bladeren die zijn blootgesteld aan te fel, direct zonlicht. Dit kan worden voorkomen door de plant te beschermen tijdens de heetste uren van de dag. Een gebrek aan licht daarentegen leidt tot lange, slappe en bleke bladeren en het uitblijven van bloei.
Voedingsstoftekorten of -overschotten kunnen ook problemen veroorzaken, zoals eerder besproken. Gele bladeren kunnen bijvoorbeeld wijzen op een stikstoftekort, maar ook op overbewatering. Bruine, knapperige bladranden kunnen duiden op een lage luchtvochtigheid, maar ook op een ophoping van zouten door overbemesting. Het is daarom belangrijk om de groeiomstandigheden en de verzorgingsgeschiedenis van de plant zorgvuldig te analyseren om de juiste diagnose te stellen en de gepaste maatregelen te nemen.